De Siberische tijger houdt zich in leven door andere zoogdieren te eten, soms wel twee keer groter dan de tijger zelf. Een tijger heeft, ondanks zijn grote kracht en goed ontwikkelde zintuigen, maar 10% kans op een prooi. Hij is voornamelijk ’s nachts actief.
Net als de meeste katachtigen besluipt hij zijn prooi. Op een afstand 10-25 meter maakt hij een enorme sprong en hapt naar de keel of de nek. Het dier verstikt zijn prooi. De tijger trekt zijn prooi vervolgens naar een schuilplaats. Meestal is dit in buurt van water want tijdens het eten drinkt hij veel. Daar eet hij zoveel hij kan, waarna hij de resten verstopt en gaat slapen. Daarna eet hij de resten op. Met de kleine voortanden kan hij goed de vleesresten van botten afschrapen.
Siberische tijgers zijn echte vleeseters (carnivoren). Ze leven van grote prooien, soms zijn deze wel drie keer zo zwaar als zijzelf, bijvoorbeeld een buffel. Ook eten ze Sika- en edelherten, wilde geiten en zwijnen, apen, elanden, lynxen, beren en ook wel eens kleine zoogdieren. Siberische tijgers verschijnen regelmatig op de stranden langs de Japanse Zee. Daar hebben ze het gemunt op herten die zout likken en eten van aangespoeld zeewier.